Een andere vakantie
Proberen te overleven
Aan de Hongaars-Oekraïnse grens. Een norse douanebeambte, een schreeuw, een harde, koude blik, een bevel… Rijden maar. We hebben nog een rit van twee uur voor de boeg naar de stad die onze eindbestemming is. De weg is donker, luguber, verlaten, eenzaam en beangstigend stil. Het is bijna middernacht. Er komt ons een auto achterna, die ons tot stoppen wil dwingen. Dat lukt niet en maar goed ook.
Zo worden we meteen weer geconfronteerd met de harde werkelijkheid van de Oekraïne: een stuurloze en wetteloze samenleving, door armoede en honger gedreven. Een wereld waar mensen niet leven, maar proberen te overleven. Een wandeling door de stad versterkt dit beeld nog meer. Loop je even mee?
Verkleumd handje
We lopen langs de vuilnisbelt. Een groepje vijfjarige kinderen scharrelt er rond. Hun blote voeten in veel te grote schoenen. Een jas over hun verder naakte lijfje geslagen. Het vriest twintig graden. Een jochie steekt een verkleumd handje naar ons uit. “Brood?”
‘Mijn kindje is gestorven’
We zien hoe een vrouw langs de openstaande deur van een bijna leeg huisje loopt. Ze stopt en gaat het huisje binnen. Er staat een kacheltje, een stoel en een tafel. Daarop ligt het naakte lijkje van een baby. Er is niemand thuis. Ze loopt het huisje weer uit. Een huilende vrouw komt haar vragend tegemoet gelopen. “Mijn kindje is drie dagen geleden gestorven. Heb je geld voor een kistje om mijn kindje te kunnen begraven?”
Kromgegroeide vrouw achter kinderwagen
Straathonden scharrelen wat tussen vuilnisbakken. Een vertrouwd straatbeeld in deze stad. Maar niet toen we hier twee jaar geleden ook waren. Door de extreem koude winter hadden de inwoners hen gevangen en allemaal opgegeten. Waar deze vandaan zijn gekomen? We weten het niet.
We zien een oude kromgegroeide vrouw achter een kinderwagen. Deze blijkt gevuld met afvalzakjes en kleine takjes. “Net genoeg om mij vandaag warm te houden. Hebben jullie lucifers voor me om de kachel aan te steken?”
Zelfmoord
Plotseling staat alle verkeer stil. Een begrafenisstoet komt langs, gevolgd door vijf militairen. Verder geen familieleden. Weer een jonge militair die zelfmoord heeft gepleegd. De hoeveelste deze maand? De twee jaar militaire dienst valt veel jongens veel te zwaar.
De dood voor een brood
Bij het zigeunerkamp wemelt het van politiemensen. Gisteren is hier een vrouw vermoord en beroofd van haar schoenen en een brood. Moet je een brood tegenwoordig met de dood bekopen? De zigeuners bieden ons trouwens een warm onthaal. Zij hebben al een maand naar ons uitgekeken. “Nu krijgen onze schoolkinderen weer te eten!”
Donkere, smekende ogen
Een paar straatkinderen hollen achter ons aan. Ze laten ons niet meer los. Hun vader is gestorven aan de gevolgen van Tsjernobyl. Hun moeder is in het ziekenhuis opgenomen. We kijken in donkere, smekende ogen. “Mijn moeder is ziek. Kun je wat soep en brood voor haar kopen?”
Vel over been en een hongerbuikje
We lopen de kinderafdeling van het ziekenhuis binnen. Vandaag zijn hier weer twee kinderen achtergelaten. Vel over been en een hongerbuikje. Ze moeten dringend aan een infuus. Maar dat hebben de doktoren niet meer. “Kunnen jullie het voor ons in de apotheek gaan kopen?” Voordat we naar de apotheek gaan, overhandigen we een kerstpakket. Het wordt dankbaar in ontvangst genomen.
Praten over voeding
Wij willen het in Nederland dit jaar hebben over voeding. Want we hebben er zoveel van. We hebben er té veel van. We hebben er zó veel van, dat we er ziek van dreigen te worden.
In de Oekraïne praten ze ook elke dag over voeding. Want ze hebben er zo weinig van. Ze hebben er té weinig van. Ze hebben er zó weinig van, dat ze er ziek van zijn geworden!
Heer…., hoe lang nog?
Marjan Sikkema en Gudrun Byttebier